In een eerder artikel werd er al op gewezen dat verkopers en leveranciers problemen met slecht betalende klanten kunnen voorkomen via een clausule van eigendomsvoorbehoud in hun algemene voorwaarden. Met dergelijke kan men namelijk contractueel bepalen dat het eigendomsrecht op een bepaald goed pas overgaat nadat de koper er de prijs volledig van heeft betaald.
Eigendomsvoorbehoud
Deze clausule is vooral waardevol wanneer de koper failliet gaat. Een faillissement brengt namelijk de samenloop van schuldeisers mee. Zij komen daardoor op gelijke voet te staan bij de verdeling van het vermogen van hun gemeenschappelijke schuldenaar, tenzij zij over een voorrecht beschikken dat hen in staat stelt zich vóór de andere schuldeisers te bedienen (bijvoorbeeld een hypotheek).
Het betreffende goed wordt verkocht door de curator en met de opbrengst zullen alle schuldeisers van de gefailleerde betaald worden. Een verkoper die een beding van eigendomsvoorbehoud heeft bedongen, kan in geval van faillissement van de koper tegenover de andere schuldeisers aanvoeren dat het goed in kwestie eigenlijk aan hem toebehoort en zo aan de samenloop van schuldeisers ontsnappen.
Het goed – of de opbrengst ervan – keert dan terug naar de (onbetaalde) verkoper. Het eigendomsvoorbehoud kan ook worden ingeroepen in geval van collectieve schuldenregeling, vereffening of inbeslagneming.
Snel handelen is de boodschap
Indien de koper failliet gaat, moet de verkoper met een eigendomsvoorbehoud snel handelen om zijn goed terug te krijgen. De Wet schrijft namelijk voor, op straffe van verval, dat de verkoper zijn recht tot terugvordering moet uitoefenen vóór dat het eerste verslag van verificatie van de aangiftes van schuldvordering door de curator is ingediend. Om de vordering ‘uit te oefenen’, moet niet noodzakelijk naar de rechter gestapt worden. Het volstaat dat men de curator van zijn voornemen om van het beding gebruik te maken inlicht. De curator kan dan standpunt innemen en zich gedragen naar de clausule omtrent het eigendomsvoorbehoud en het goed terug geven. Is de curator niet akkoord, dan kan de rechter gevat worden die uitspraak zal moeten doen over het geschil met de curator.
Dus, wanneer de rechtbank een vennootschap failliet verklaart en de procedure inleidt, beveelt zij in haar vonnis – dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt – dat de schuldeisers verplicht zijn hun aangifte van schuldvordering bij de griffie van de rechtbank in te dienen binnen een termijn die zij bepaalt. Deze termijn bedraagt over het algemeen dertig dagen. Op het einde van deze periode wordt door de curator een eerste verslag over de verificatie van de vorderingen opgesteld. Zodra dit verslag is ingediend, kan de clausule van eigendomsvoorbehoud niet meer worden uitgeoefend. Snel handelen is dus inderdaad de boodschap.